|

Furia
Opinie: ‘Dat er verschillende visies over abortus bestaan, is geen probleem, wél dat vrouwen niet zelf kunnen bepalen hoe zij handelen.’
Liliane Versluys en Gily Coene herdenken het overlijden van Lucie Van Crombrugge, vijf jaar geleden. Zij was één van de grooste voorvechtsters voor recht op abortus, zowel in Belgie als wereldwijd.
Op 17 mei 2017, vandaag precies 5 jaar geleden, overleed de feministische activiste en VUB-Eredoctor Lucie Van Crombrugge. Ze kreeg het eredoctoraat voor haar jarenlange strijd voor de depenalisering van abortus in België, haar inzet in de abortushulpverlening en haar onvermoeibare vrouwenrechtenactivisme. Lucie Van Crombrugge kreeg het doctoraat samen met de in 1984 overleden arts Willy Peers, wiens arrestatie in 1973 het startschot vormde voor de lange strijd voor het recht op abortus in België.
Van Crombrugge sloot zich in de jaren zeventig aan bij Dolle Mina Gent en het Vrouwen Overleg Komitee, vandaag bekend onder de naam Furia. In de jaren tachtig, toen abortus nog illegaal was in België, hielp ze ongewenst zwangere vrouwen in het Gentse Kollektief Anticonceptie.
Het was een verre van vrijblijvend engagement: wie zich inzette voor anticonceptie en het recht op abortus riskeerde decennialang zware straffen, zoals de verbeurdverklaring van de wagen waarmee je informatiemateriaal vervoerde, en dat in de loden jaren ’70 en ’80 waar een strafblad niet hielp om werk te vinden.
De hulpverlening aan vrouwen in nood kon ook op een veroordeling met strafblad en celstraffen uitdraaien.
Maar de risico’s en de inspanningen van een brede coalitie middenveldorganisaties, artsen en politici, met in Vlaanderen Lucie als inspirerende figuur, miste haar uitwerking niet. Ze leidden in 1990 tot het wetsvoorstel dat abortus onder bepaalde voorwaarden uit het strafrecht haalde.
Ook na de abortuswet bleef Van Crombrugge ijveren voor de volledige depenalisering, ook al wilde geen enkele partij het jarenlang nog op de agenda zetten. Abortus hoorde volgens Lucie niet thuis in het strafrecht en over basisrechten van vrouwen behoorde men geen halfslachtige compromissen te sluiten. Ze zag hoe vrouwen nog steeds naar het buitenland moesten, omdat de opgelegde bedenktijd niet alleen nodeloos paternalistisch was, maar vrouwen ook gevaarlijk dichtbij of over de termijn van 12 weken zwangerschap duwt. Haar pleidooi voor een uitbreiding van de termijn en het wegwerken van barrières die het vrouwen moeilijk maken, wordt momenteel verdergezet door een brede coalitie van vrouwenorganisaties, waaronder ook Furia.
De verdere depenalisering door de Wet Vrijwillige Zwangerschapsafbreking van 2018 heeft ze niet meer meegemaakt, maar tot haar dood in 2017 is ze zich blijven inzetten – in België en internationaal – voor het meest fundamentele en tegelijk meest controversiële recht voor alle personen die ongewenst zwanger zijn: het recht om zelf te kunnen beslissen en op een niet-veroordelende, zo toegankelijk en veilig mogelijk wijze geholpen te worden.
In de meeste delen van de wereld is dit recht nog altijd geen realiteit, ook niet in de Westerse wereld.
Wie herinnert zich niet de beelden van de Poolse activisten die in volle coronatijd – met mondmasker en inachtname van de afstandregels – protesteerden tegen de verstrenging van de wetgeving in Polen. Vorig jaar legde een grondwettelijk hof van rechtse regeringsloyale rechters het recht op abortus daar quasi volledig aan banden. Ontwikkelingen in Hongarije en net ook nog in Tsjechië baren zorgen. En ook de bovenvermelde, belangrijke, aanpassingen van de Belgische abortuswetgeving geraken maar niet goedgekeurd, terwijl een politieke meerderheid ervoor is.
Het nieuws over de gelekte nota van het Amerikaanse hooggerechtshof begin deze week zorgt dan ook terecht voor een schokgolf, in de eerste plaats in de VS, maar ook ver daarbuiten. Bijna een halve eeuw nadat het historische arrest Roe v. Wade uit 1973 een einde maakte aan de wetten die vrouwen de toegang tot abortus ontzegden, wil men dit ongedaan maken en de regelgeving over abortus voortaan overlaten aan de federale staten. Zelfs Roe v. Wade verhinderde niet dat toegang tot abortus in de VS voor velen al quasi onmogelijk is. Volgens Planned Parenthood werden sinds Roe v. Wade 1336 abortusrestricties ingevoerd in Amerikaanse staten, met een recordaantal in 2021 en de uiterst strenge abortuswet in Texas als triest hoogtepunt. Als het arrest valt, krijgen staten volledig vrij spel.
Arme, jonge vrouwen en vrouwen van kleur zullen daardoor opnieuw het meest getroffen worden, want ze hebben niet de mogelijkheid om naar een andere staat of land te reizen om een veilige abortus te kunnen krijgen.
Ook Lucie Van Crombrugge was zich ervan bewust dat de abortusstrijd ook een sociale strijd is en koppelde de strijd voor depenalisering aan een strijd voor volledige terugbetaling en voor degelijke en toegankelijke zorg.
De invloed van rechts-conservatieve en religieuze fanatieke antiabortusactivisten reikt veel verder dan de VS. Ze sponsoren groeperingen en campagnes in ons land en de EU die ijveren tegen vrouwen- en lgbti-rechten, de zgn. anti-gender beweging, en beknotten reproductieve rechten en voorzieningen in minder welvarende landen in het Zuiden. Dat alles plaatst de feministische beweging voor de uitdaging om daar een antwoord op te vinden door een internationaal solidaire strijd te voeren.
Dat er verschillende visies en morele standpunten over abortus bestaan, is geen probleem, wél dat vrouwen niet zelf kunnen bepalen volgens welke visie zij handelen bij een ongewenste zwangerschap. Zoals de vorig jaar overleden zwarte feministische schrijfster Bell Hooks het stelde, kan je onmogelijk voor vrouwenrechten zijn en tegen het recht op abortus. Zelfbeschikking ook inzake reproductieve rechten voor alle vrouwen is een essentieel principe van het feminisme.
Liliane Versluys is ere-advocate en lid van Furia (Feministische Denktank en Actiegroep).
Gily Coene is hoogleraar ethiek aan de VUB en voorzitter van RHEA (Onderzoekscentrum Gender en Diversiteit).
Dit opiniestuk verscheen op 17 mei in De Knack.
Zorgen voor morgen
Feministische kijk op een zorgzame samenleving
Vandaag, in de week van de Groeilamp, blikken we terug op onze visietekst van de Vrouwendag van 2020. We spraken immers (zoals vaker) over het belang van zorg en reproductieve arbeid. Deze visietekst kwam tot stand tijdens de zomermaanden van 2020. Deze tekst is vooral gebaseerd op de eerste lockdown, maar de onderliggende, fundamentele kwesties zijn nog even relevant. Een feministische visie op zorg en samenleving is nog steeds aan de orde. |
2020 is het jaar waarin heel de wereld in de ban is van het coronavirus. Het is ook het jaar waarin het belang van reproductieve arbeid ten overvloede duidelijk wordt. Reproductieve arbeid is ‘zorgarbeid’ in de breedste zin: denk aan zorgen voor kinderen, ouderen, zieken, kwetsbare personen, aan huishoudelijke taken, onderhoudswerk, opvoeding en onderwijs, aan zorg voor de gemeenschap. Het is arbeid die vaak door vrouwen gebeurt, als vanzelfsprekend wordt beschouwd, weinig waardering krijgt en vaak on(der)betaald is.
Reproductieve arbeid verwijst naar alle emotionele, koesterende en zorgende arbeid die zowel op dagelijkse als intergenerationele basis nodig is om de gezondheid en het welzijn van de arbeidskrachten te garanderen en het kapitalisme als socio-economisch systeem in leven te houden (S. Vertommen).
Tijdens Furia’s vorige Vrouwendag, eind 2019, was de noodzaak om die reproductieve arbeid maatschappelijk meer te waarderen één van de centrale thema’s. Die arbeid is levensnoodzakelijk voor elk van ons en voor de samenleving als geheel. In onze neoliberale kapitalistische wereld is er evenwel nauwelijks erkenning voor en staat zorg al te vaak in functie van de economie en de winst. Zo wordt de zorgarbeid thuis volledig naar de marge geduwd. We moeten zorgarbeid ‘inkopen’ (denk aan kinderopvang en poetshulp) om betaald te kunnen gaan werken. We moeten voortdurend schipperen om goede zorg te voorzien en de mate waarin dat lukt, hangt deels af van ons inkomen. Kijken we naar de zorgberoepen, dan zien we heel vaak lage lonen, moeilijke werkomstandigheden en onregelmatige werkuren.
Corona houdt ons een spiegel voor
De coronacrisis herinnert ons eraan hoe cruciaal zorgarbeid is, en wat écht essentiële beroepen zijn. Zonder verzorgenden, verpleegkundigen, vuilnisophalers, supermarktmedewerkers … houden we de wereld niet draaiend. De crisis toont ook, nog maar eens, de grote ongelijkheid in onze samenleving. De ongelijkheid is vooral in periodes van lockdown pijnlijk zichtbaar. Het is veel gemakkelijker ‘in je kot’ te blijven wanneer dat een ruim huis is met een tuin dan als je in een krap appartement woont. Het verbod, tijdens de eerste lockdown, op het gebruik van publieke bankjes en speeltuigen woog extra zwaar op wie weinig privéruimte had. Bij het invoeren van afstandsonderwijs werd veel te weinig rekening gehouden met de sterk uiteenlopende thuissituaties van leerlingen. Tijdelijke werkloosheid is een belangrijke maatregel, maar geen hulp voor mensen met een precaire job, al dan niet in de informele economie. Ook na de eerste lockdown en tijdens de tweede weegt de gezondheidscrisis extra zwaar op groepen met een maatschappelijk een zwakkere positie. Klasse, etniciteit, leeftijd, gezondheid, ... spelen daarin een rol, net als sekse.
Impact op vrouwen
Vrouwen hebben gemiddeld een zwakkere sociaal-economische positie dan mannen. Ze zijn sterk aanwezig in de (ondergewaardeerde) zorgsector en staan hierdoor in het brandpunt van deze gezondheidscrisis. Bovendien dragen vrouwen ook het gros van de onbetaalde zorgarbeid. Vanzelfsprekend zijn er grote verschillen tussen vrouwen onderling, maar zowel in België als wereldwijd is er een specifieke impact meetbaar.
1. Economische impact
Ten eerste heeft de coronacrisis een grote economische impact op vrouwen. Weliswaar zijn vrouwen sterk vertegenwoordigd in de onderwijs- en zorgsector en overheidsadministraties, sectoren waarin de jobs en inkomens intact bleven. Maar ze hebben ook vaak deeltijdse en/of tijdelijke jobs. Het type jobs dat in tijden van crisis gemakkelijk wordt geschrapt. het type jobs dat weinig loon oplevert, zodat het loonverlies van 30% bij tijdelijke werkloosheid zwaar weegt. Die economische impact is des te groter voor vrouwen van kleur en vrouwen met een beperking, aangezien ze gemiddeld minder verdienen en vaker een onzekere job hebben. Erg kwetsbaar waren ook de sekswerk.st.ers: velen van hen konden geen beroep doen op overbruggingsmaatregelen en werkten in nog moeilijker omstandigheden dan voorheen
2. Samenleefvormen: het jaar 2020 of 1950?
Voor Furia was het ontnuchterend om vast te stellen hoezeer door de overheid – en vaak ook de media - het traditionele kerngezin als ijkpunt nam, zeker tijdens de eerste maanden. Telkens opnieuw moest er herinnerd worden aan de diversiteit aan samenleefvormen - nochtans verre van een nieuwigheid. (Samen)wonen gebeurt niet louter in koppel- of gezinsverband, je lief of gezinsleden wonen niet per definitie onder één dak, grootouders wonen soms in, best wat gezinnen hebben meer dan twee of drie kinderen... Het gebrek aan aandacht voor deze verschillende situaties was één van de zwaktes van het ‘bubbelbeleid’. Het veroorzaakte veel gepieker en onzekerheid voor al wie niet in het ‘klassieke’ gezin woont. Alleenstaanden mochten geen bubbel vormen met iemand anders en de eerste uitbreiding van de contacten was niet op hun maat geschreven. Ook samenhuizers zaten meteen klem toen de quarantaine-bubbel uitgebreid mocht worden. Er werd geen rekening gehouden met kinderen en jongeren: zij hadden minder te zeggen over ‘bubbelgenoten’ dan volwassenen, terwijl ze maandenlang zowel school als hun vrijetijdsactiviteiten moesten missen. De overheid bepaalde zelfs wat volwaardige relaties waren. Tienerkoppels pasten daar niet in en ongehuwde koppels met een partner in een niet-EU-land moesten maanden wachten en de duurzaamheid van hun relatie aantonen om kans te maken op hereniging - voor gehuwde koppels sprak die duurzaamheid vanzelf.
Extra pijnlijk was dat er werd uitgegaan van harmonieuze gezinnen, van je thuis als een veilige haven. De realiteit is anders, zo bleek algauw. In heel wat gezinnen heerst er spanning: 25% van kinderen en jongeren ziet volwassenen in het gezin soms of dikwijls tegen elkaar schreeuwen in die mate dat ze er bang van worden (Kinderrechtencommissariaat 2011). Eén vrouw op zeven werd in de voorbije twaalf maanden geconfronteerd met minstens één daad van geweld door een (ex)-partner (IGVM, 2010). Tijdens de quarantaineperiode van maart tot mei vielen alle ‘rustplekken’ weg (school, werk, een activiteit…). Dat vertaalde zich in een sterke stijging van het aantal meldingen van intrafamiliaal geweld. In maart en april ontving het nummer 1712 vier keer meer oproepen en ook de kindertelefoon registreerde meer gesprekken over spanningen en geweld thuis. Het probleem werd vrij snel onderkend, maar de hulp bleef veelal beperkt.
3. Zorg
Terecht worden de talrijke zorgverle.e.n.st.ers gezien als de held.inn.en van de coronacrisis. Maar het valt op dat er ook in de zorgsector een hiërarchie bestaat. Hoe dichter zorg aanleunt bij de onbetaalde zorg thuis (bv. woonzorgcentra, thuiszorg), traditioneel een vrouwenzaak, hoe lager de waardering, opleiding en vergoeding. Dat er zoveel aandacht ging naar de ziekenhuizen en zo weinig naar de vele andere plaatsen van zorg, heeft deels met de aard van deze crisis te maken, maar net zo goed met het lage statuut van ‘alledaagse’ zorg in onze samenleving. Recent onderzoek van Statbel (statistieken over België) naar de inkomens binnen de essentiële beroepen toont hoe groot de verschillen zijn. Het gemiddelde bruto maandloon van artsen ligt op 7.091 Euro, dat van zorgkundigen op 2.549 Euro en dat van poetspersoneel en crèchemedewerk.st.ers op respectievelijk 2.363 en 2.317 euro bruto.
Het lage statuut van zorgarbeid geldt al helemaal voor de onbetaalde zorg, waarin vrouwen zo’n groot aandeel hebben. Weinig verrassend bleek uit onderzoek van de VUB dat vrouwen tijdens de quarantaineperiode in het voorjaar een grotere combinatiedruk en meer stress ervaarden dan mannen. De traditionele verschillen in huishouden en taakverdeling verdwijnen nu eenmaal niet wanneer iedereen thuiszit. De werkbelasting van vrouwen wordt zelfs groter omdat opvangnetten voor kinderen en zorgbehoevenden wegvallen. Ouders werden verondersteld om ‘gewoon’ verder te werken van thuis uit. Vooral voor moeders kwam het er vaak op neer dat ze maandenlang aan de keukentafel tussen het speelgoed werkten met één oog op hun scherm gericht en het andere op de kinderen. De uitdaging waarvoor ze stonden, werd bovendien niet ernstig genomen. De algemene teneur was dat thuiswerk, zorg voor kleine kinderen en de begeleiding van kinderen bij hun schoolwerk zomaar combineerbaar zijn. Het corona-ouderschapsverlof kwam er pas per 1 mei. Maar het was omwille van het inkomensverlies niet voor iedereen financieel haalbaar en kon bovendien door de werkgever geweigerd worden. Voor gezinnen met één ouder - in 90% van de gevallen is die ouder een moeder - woog de hele situatie extra zwaar. Ze stonden in voor alle praktische zorg en schoolse begeleiding van de kinderen, konden de emotionele last niet delen met een andere volwassene en voelden, als enige kostwinner, de economische kwetsbaarheid des te meer.
Ook buiten het gezin stond de dagelijkse zorg onder druk. Een oogje houden op een buur, helpen met de opvang van kleinkinderen, boodschappen doen voor een vriendin, mantelzorger zijn voor een partner, de talloze gebaren waarmee familieleden de zorg in een woonzorgcentrum op een hoger niveau tillen ... het is opnieuw zorgarbeid die merendeels in handen is van vrouwen. Die zorgarbeid werd tijdens de eerste lockdown zo sterk ingeperkt dat het tot onmenselijke situaties leidde. Wie een kind had in een residentiële zorginstelling, stond voor een verscheurende keuze: de zorg volledig zelf opnemen óf wekenlang verstoken blijven van bezoek. Bejaarden in woonzorgcentra (overwegend vrouwen) leden zwaar onder het opgelegde isolement, dat in sommige gevallen nog maanden na de lockdown voortduurde. Idem voor mensen in psychiatrische centra. Sommige ziekenhuispatiënten en bewoners van woonzorgcentra stierven alleen. Dat was geen menswaardige zorg.
Een zorgzaam beleid
Het bovenstaande klinkt mogelijk als gemakkelijke kritiek. Inzoomen op wat fout liep en wat beter kon, terwijl beleidsmakers voor een ongeziene crisis stonden. Ons punt is evenwel dat er vanzelf een ander en beter crisisbeleid zou zijn geweest indien er de voorbije decennia meer was ingezet op goede zorg, in al zijn facetten. Indien er daarnaast werk was gemaakt van het verkleinen van de sociaal-economische ongelijkheid in onze samenleving. En indien onze economie om meer zou draaien dan om winst. Kijk alleen naar een aantal van de maatregelen waarmee de eerste lockdown werd afgebouwd. Vanaf de zomer waren vliegreizen weer mogelijk, maar theaters en filmzalen bleven gesloten. Winkels konden opengaan nog voor mensen hun naaste familie en vrienden weer mochten zien. De federale minister van Financiën stelde doodleuk dat je familie en vrienden met mondmasker kon treffen in de Hema. Natuurlijk was het heropenen van winkels en horeca belangrijk voor de vele mensen die er werken. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee het ene ondergeschikt werd gemaakt aan het andere kwam voor velen hard aan.
Feministische visie op zorg
Een feministisch perspectief is op meerdere manieren verrijkend voor wie nadenkt over een zorgzame samenleving. Vanuit het feminisme kwamen en komen sterke pleidooien om zorg niet weg te duwen in de marge van de samenleving. Om zorg niet langer te beschouwen als vanzelfsprekende, onuitputtelijke en vaak onbetaalde human resources voor de economie. Maar om zorg even centraal te stellen als zogenaamde ‘productieve arbeid’. Zorgarbeid is een centrale pijler voor een gezonde en dus zorgzame samenleving. Hierbij worden de waarde en het belang van het (vrouwelijke) zorgen beklemtoond. En dat zowel in de dagelijkse interactie tussen mensen als op het niveau van de hele samenleving. Pas dan kunnen vrouwen zich emanciperen van de zorg. Bovendien betekent de samenleving zorgzamer maken niét: inzetten op een kostenefficiënte, strak geregisseerde en onderkoelde zorg. Het betekent wel: zoveel mogelijk ruimte maken voor de menselijke warmte die de basis vormt van kwalitatieve zorg. Het betekent zorg niet langer zien als iets dat vooral door vrouwen in gezinsverband gebeurt. En evenmin als iets dat je alleen moet professionaliseren en uitbesteden - hoe belangrijk dat ook is. Er moet veel meer ruimte zijn voor iedereen om te kunnen zorgen en om zorg te ontvangen, solidair en op voet van gelijkheid.
Een zorgzame samenleving betekent afstappen van het huidige doorgedraaide economische bestel. Daaraan zijn namelijk immense kosten verbonden. Het huidige marktfundamentalisme ondermijnt de aarde, creëert steeds opnieuw ongelijkheid tussen mensen en continenten en pleegt roofbouw op de sociale reproductie waarvoor vrouwen instaan. De ‘winst’ uit die uitputtingsslag komt slechts een selecte club mensen ten goede: 90% van die winst gaat naar de 10% rijkste mensen. In 2020 hadden de 42 rijkste mensen in de wereld evenveel vermogen als de armste helft van de wereldbevolking. Is dat een model dat we kost wat kost moeten redden? Of is het tijd om te werken aan een economie op maat van alle mensen én op maat van de planeet.
Solidariteit, vrijheid en gelijkheid
Gezondheid en de economie staan niet los van elkaar. Het kapitalisme plaatst gezondheid vandaag ten dienste van de economie. Hoort dat niet omgekeerd te zijn? Moet het welzijn van mensen niet centraal staan, in plaats van winst en groei? We weten dat armoede, werkloosheid, discriminatie enz. invloed hebben op onze mentale en fysieke gezondheid. Gezondheid is niet alleen ‘niet ziek zijn’, maar houdt verband met het geheel van ons leven, met ons welzijn. Daarom wil Furia gezondheid en zorg koppelen aan solidariteit, vrijheid en gelijkheid. Een solidaire, feministische kijk op gezondheid en economie is niet alleen relevant tijdens deze coronacrisis, maar ook en vooral op lange termijn. Want wanneer de meest urgente fase van deze crisis achter de rug is, zal de financieel-economische schade worden opgemeten. Er zullen oproepen komen om te besparen en om uitkeringen te beperken. Het discours over nieuwkomers en mensen met een migratieachtergrond dreigt verder te verharden. En zoals steeds in periodes van werkloosheid zullen we waakzaam moeten zijn dat rechts-conservatieve krachten het oude ideaal van de vrouw aan de haard niet opnieuw afstoffen. Een feministische kijk op gezondheid en economie moet ons alternatieven geven. Hij moet een sociaal kompas bieden in onzekere tijden en zorgen dat we inzetten op het wegwerken van ongelijkheden in plaats van het versterken ervan. Een samenleving die zorg op zo’n feministische manier inbedt, zal een betere samenleving zijn, in goede en slechte tijden.
Vrouwendag 2022
Programma van de 51ste Vrouwendag

15 jaar BOEH! festival
Opinie: 'Samenleving kan niet bestaan zonder vele soorten zorg. Toch worden die beroepen nog steeds ondergewaardeerd.'
Furia is 50 geworden!
Op 6 april 2022 was het exact 50 jaar geleden dat in De Volkshogeschool De Blankaart een studieweekend plaatsvond. 19 vrouwen en 3 mannen, vanuit de verschillende politieke zuilen, kwamen toen samen in Woumen, hartje West-Vlaanderen.
Het tijdschrift "De nieuwe maand" (zie bijlage) wilde namelijk een nummer uitbrengen over het feminisme van de Dolle Mina’s en andere nieuwe groepen, dat toen erg de aandacht trok. De vrouwelijke redactie van het themanummer besloot een discussieweekend te organiseren over de positie van de vrouw. De deelneemsters kwamen uit vakbonden, uit vrouwenorganisaties van allerlei signatuur, uit politieke partijen, uit middenveldorganisaties als de Gezinsbond enz. Het weekend was een beklijvende ervaring: de vrouwen deelden verhalen over hun positie in een door mannen gedomineerde organisatie of zuil, ze wisselden visies op vrouwenemancipatie uit, ze spraken over hun persoonlijke leven. Er was stof genoeg om het niet bij één bijeenkomst te houden: het Vrouwen Overleg Komitee (het VOK of sinds 2016, Furia) was een feit.
Toen in mei van datzelfde jaar, 1972, de voorbereiding van start ging voor een feministisch evenement op 11 november, was het VOK het aanspreekpunt aan Nederlandstalige kant. Het immens succes van de eerste ‘Nationale Vrouwendag’ - die bijna 10.000 bezoeksters lokte naar de Passage 44 in Brussel - maakte de piepjonge organisatie meteen bekend bij pers en publiek. Later volgden nog veel meer edities.
De jaren daarna bleef het VOK haar rol van denktank en actiegroep opnemen. Met uitgesproken visies, van het ‘urgentieprogramma aan de regering’ uit 1974, over de lange strijd voor abortus uit het strafrecht en het protest tegen de economische crisis doorheen de jaren 1980, tot de voorbije jaren met het ‘hoofddoekendebat’... Furia zet die lijn met overtuiging verder.
Zin in nog wat geschiedenis? Hier kan je onder meer horen hoe VOK/Furia-lid Cecile Rapol de Vrouwendag van 11/11/1972 beleefde.
Beste Ignaas Devisch, u maakt zich nodeloos ongerust!
Op 15 maart verscheen in De Standaard een column van professor Ignaas Devisch, hoogleraar medische filosofie UGent en ceo van Itinera. Furialid en advocate op rust Liliane Versluys zet in onderstaande opinie de puntjes op de i.
Beste Ignaas Devisch,
In uw column probeert u nuancering op te zoeken, maar op één punt vergist u zich werkelijk. U schrijft (DS 15 maart 2022, onder de titel “Veralgemening van het slachtofferschap”) het volgende: “Slachtoffers verdienen een centrale plaats in het geheel (van de gerechtelijke procedure én van het publieke debat bedoelt u, vermoed ik), maar de vraag is of ze de enige parameter moeten vormen bij het bepalen van de strafmaat”.
U maakt zich nodeloos ongerust: slachtoffers zijn wettelijk gezien GEEN parameter bij het bepalen van de straf die de rechtbank oplegt aan de plegers van misdrijven. Ze kunnen dus onmogelijk de enige parameter zijn. De rechtbank legt een straf op die zelfs niets met het slachtoffer te maken heeft. De straf dient ervoor de dader tot inkeer te brengen en de maatschappij te beschermen.
Slachtoffers hebben maar een beperkte stem in de strafzaak tegen de pleger, zij moeten hun pleidooien beperken tot concrete bewijzen van de schade die zij door het gepleegde misdrijf leden. Ik betreur het dat het u stoort dat er - eindelijk - aandacht komt, minstens in het publieke debat, voor de slachtoffers van (intrafamiliaal-, partner-) geweld en van seksuele misdrijven. Van u, als hoogleraar ethiek en auteur van het sympathieke boek ”Rusteloosheid - Pleidooi voor een mateloos leven” had ik meer empathie met de slachtoffers verwacht.
Het slachtoffer legt klacht neer om de dader bestraft te zien, dat is waar, maar na die klacht wordt het slachtoffer als het ware onteigend van dat stuk van haar/zijn leven : er wordt haar/hem niet meegedeeld welk gevolg de klacht krijgt, binnen welke termijn er duidelijkheid komt over een klassering zonder gevolg of niet. Eens de dader bestraft is weet het slachtoffer niet waar hij is, wanneer hij vrijkomt, waar hij na vrijlating naartoe is. De positie van het slachtoffer in het Belgisch strafrecht is allesbehalve benijdenswaardig. En dan hebben we het nog niet gehad over de kalvarie die het slachtoffer wacht om van de veroordeelde dader de schadevergoeding die de rechtbank na lange debatten en expertises toekent, betaald te krijgen.
Ik volg u dus niet waar u de verontwaardiging op sociale media onterecht vindt, en zo ook miskent dat daar oprechte solidariteit met het slachtoffer speelt. Dat is namelijk het vuur voor een sociale strijd. U lijkt dat in de hoek te plaatsen waar men “zich in de plaats stelt van de aanklager”, met een paar kliks “morele zelfgratificatie" tapt en men zichzelf op de borst klopt om zich als een betere mens te presenteren. Dat zal wel bij een deel van de mensen zo zijn, maar kun je dat veralgemenen?
Liliane Versluys, advocate met rust sedert 30/6/2021, lid van de feministische denktank Furia
Wie poetst het huis van de poetsvrouw?
- Dit stuk verscheen op 22/02/2022 op De Wereld Morgen.
Furia kijkt met verbijstering naar hoe dienstenchequebedrijven doof blijven bij de roep naar een sectoraal akkoord over de lonen en arbeidsvoorwaarden voor de werkneemsters - 98 procent is vrouw - in die sector.
Stel: voor 9 euro (na fiscale aftrek 7,2 euro) krijg je één uur huishoudelijke hulp. De overheid legt daar elk uur een slordige 14,5 euro bovenop. Je huishoudhulp zelf krijgt zo’n 12 euro per prestatie. Bruto welteverstaan, want er gaan nog sociale bijdragen af. Gemiddeld verdienen huishoudhulpen in Vlaanderen 13.368 euro bruto per jaar. De vakbonden voeren daarom al maanden actie voor betere arbeidsvoorwaarden in de sector. Wanneer het leven duurder wordt – denk: energie- en consumptieprijzen - hoest de overheid de indexaanpassing op. Toch sinds dit jaar. Voordien kwamen de ondernemingen deels tussen, maar de meerkost wordt niet doorgerekend aan de eindbestemmelingen van het geleverde werk. Voor gezinnen is de bruto aankoopprijs al acht jaar onveranderd. Sommige van de gebruikers – velen zijn veertigers en vijftigers - hebben kinderen met een (belastingvrij) studentenbaantje dat meer opbrengt per uur dan de huishoudhulp verdient.
De grote overheidssubsidie oefent een grote aantrekkingskracht uit op commerciële bedrijven. Social profitorganisaties maken slechts voor een vijfde de dienst uit. Schijnbaar tevreden observeert de Vlaamse overheid dat “de dienstenchequemarkt zich aan het consolideren is en niet-winstgevende, niet-efficiënte spelers uit de markt worden verdreven”. Ze voegt toe: “De spelers die dus in de markt blijven, groeien wel en hun positie wordt sterker”. Dat klopt alvast. Een grote commerciële speler boekte bijvoorbeeld gespreid over de afgelopen vijf jaar een winst tot boven de 29 miljoen euro waarvan miljoenen werden uitgekeerd aan dividenden. Zolang dienstenchequebedrijven aan het overheidsinfuus liggen, zijn ze zeker van winst. Het is onzinnig dit financieringsmodel met hoge winsten, lagen lonen en een sterke overheidssubsidie aan de gebruikers te verwijten, maar het is bijzonder problematisch dat de overheid er kritiekloos in blijft meestappen.
Home delivery!
Niet alleen ligt het loon laag voor werknemers in het dienstenchequesysteem, de huishoudhulp - die diensten levert aan huis - krijgt meestal de verplaatsingstijd tussen klanten niet als arbeidstijd betaald en moet zelf parkeerkosten betalen. Inbegrepen in het werk zijn bovendien hardnekkige stereotypering, discriminatie en racisme, zo blijkt uit rapporten. De dienstenchequesector werd in het leven geroepen om werkende gezinnen te ontlasten. Daar ligt - voor de betere verdieners - onmiskenbaar de troef. Ook knap is hoe het systeem oudere groepen welkome ondersteuning biedt. Maar het doel was ook “de creatie van volwaardige jobs, waarbij in het bijzonder kwetsbare en laaggeschoolde werkzoekenden of inactieve personen activiteiten, die vroeger werden uitgevoerd in het grijze of zwarte circuit, kunnen uitvoeren in een werknemersstatuut met behoorlijke loon- en arbeidsvoorwaarden verbonden met een arbeidsovereenkomst bij een erkende onderneming”. Die volwaardige jobs aan redelijke condities blijven een verre droom, die verder en verder af ligt. Bedrijven kunnen zelfs, door een uitzonderingsregel, contracten bieden van minder dan 33 procent tewerkstelling.
Het is een onverkwikkelijk schouwspel hoe de de werkgevers het been stijf houden en weigeren een loonsverhoging toe te kennen aan de ongeveer 120.000 dienstencheque-medewerkers in het Vlaams gewest die driekwart miljoen mensen te hulp schieten in het huishouden. Minister Crevits beloofde in 2021 bijkomende investeringen bij een sectoraal akkoord. Furia vraagt de Vlaamse Regering met klem om deze investering te koppelen aan betere arbeidsvoorwaarden voor de poetshulpen. Huishoudhulpen vormen, op basis van hun inkomen en sociale achtergrond, een kwetsbare groep. Als de overheid de intentie uitspreekt om hen via dienstencheques naar goede banen te leiden, moet ze dat ook waarmaken. Momenteel voeren huishoudhulpen fysiek zwaar en maatschappelijk erg belangrijk werk uit - vaak veel meer dan pure huishoudhulp -, moeten ze zich alsmaar meer flexibel opstellen, maar er is geen sociale lift te bekennen.
Op 16 februari 1966, meer dan een halve eeuw geleden, legden de vrouwen in wapenfabriek FN Herstal het werk neer voor beter loon. Deze historische staking, die op heel wat solidariteit van binnen én buiten het bedrijf mocht rekenen, zou twaalf weken duren. Stel: driekwart miljoen (743.286) Vlaamse dienstenchequegebruikers en 1216 ondernemingen blijven 3 maanden verstoken van het werk dat deze 120.000 vrouwen leveren. Zou hun aandeel in het schragen van de samenleving dan hoger blijken dan een waardering met een luttele 12 euro per uur?
Breng je stem uit! Wie wint de Rosa Luxemburg Prijs 2022
Voor de 2e keer lanceert TG Vagevuur samen met Furia en Rosa Luxemburg Foundation / Rosa-Luxemburg-Stiftung de Rosa Luxemburg Prijs! De keuze is aan jou: Nadia Nsayi, Naima Charkaoui of onze eigen Furia-lid Ida Dequeecker? Welke van deze straffe vrouwen volgt Dalilla Hermans op? Breng je stem hier uit en ontdek wie de prijs krijgt op 8 maart, Internationale Vrouwendag, na de voorstelling van ,Rosa. in Ntgent Minnemeers.
De Laureaten
Nadia Nsayi (1984) is politicologe, auteur en Congo-experte. De laatste jaren groeide ze uit tot een van de belangrijkste zwarte opiniemakers in Vlaanderen en levert ze een bijzondere bijdrage aan het dekolonisatiedebat. Ze werkt als curator voor diverse musea en tentoonstellingen. In 2020 verscheen haar boek ‘Dochters van de dekolonisatie’ over de relatie tussen Congo en BelgIë.
Ida Dequeecker (1943) is lid van Furia en staat al jaren bekend als feministe en activiste. Ze stond in 1970 mee aan de basis van Dolle Mia-bewegingen waarmee ze ondermeer strijdde voor de gelijke verloning van man en vrouw en het recht op abortus. Met haar scherpe opinies en lezingen is ze een activiste die een prominente plaats opneemt in het publieke debat.
Naima Charkaoui (1978) is politicologe en zet zich in rond thema’s als mensenrechten, kinderrechten en diversiteit. Ze stond ruim 10 jaar aan het hoofd van het Minderhedenforum, werkte nadien in de kinderrechtensector en is momenteel diensthoofd beleid bij 11.11.11. Daarnaast schreef ze een boek over open grenzen en een boek over de negatieve impact van racisme op kinderen en jongeren.
De voorstelling
100 jaar geleden. Het is 1919. Eindelijk. De Grote Oorlog is voorbij. Een kleine, scheve vrouw staat op een omgekeerde kist op de Potsdamerplatz in Berlijn. Rosa Luxemburg spreekt. Iedereen blijft staan en luistert. Ze is vrouw, immigrante, Joodse en ze loopt mank. Maar iedereen luistert. Ze spreekt van hoop, democratie, vrede en een eerlijke maatschappij. Ze vloekt en ze foetert: op oorlogszoekers, op onrechtvaardigheid, op de mannen aan de macht. Ze schrijft boeken vol brieven en pamfletten, getekend: ,Rosa.
Enkele weken later raakt het levensloze lichaam van Rosa het water van het Landwehrkanaal. Een kogel in haar slaap: keerpunt van de moderne geschiedenis.
Een zwevende pianiste, een zangeres, een actrice en een mysterieus vrouwenkoor brengen haar levensverhaal vanop die brug boven het Landwehrkanaal, waar het eindigde. Met de woorden van Rosa zelf en met de spanning van een detectiveverhaal. Een voorstelling over onverwoestbare vrouwen, over idealen, over keuzes maken en de gevolgen erbij nemen, over woelige tijden vol mogelijkheden en over dromen van een betere wereld. Met swingende maar evengoed bevreemdende en beklijvende songs vol woeste woorden.
Speeldata en tickets kan je hier vinden. Op de dernière van ,Rosa. op 8 maart 2022 in NTGent Minnemeers wordt de laureate bekend gemaakt na de voorstelling.
Oproep tot nationale vrouwenstaking*
Op 8 maart, de internationale strijddag voor vrouwenrechten*, roept Furia, onder leiding van het Collecti.e.f 8.Maars, alle vrouwen en genderminderheden op tot een nationale vrouwenstaking. Dat doen we in navolging van massaal opgevolgde vrouwenstakingen in Spanje, Zwitserland, Latijns-Amerika én van de vrouwenstakingen in België de afgelopen drie jaar. Wij roepen vrouwen op om de zorgtaken te staken, het betaalde werk of de lessen te onderbreken en niet te consumeren. Met deze actie wijzen we op de belangrijke rol van het werk van vrouwen: dat werk houdt de samenleving draaiende. Want als vrouwen* stoppen, stopt de wereld.
Een vrouwenstaking? Waarom?
Er zit een structurele ongelijkheid ingebakken in onze samenleving. Vrouwen* verdienen minder, zorgen meer, hebben lagere pensioenen, worden vaker geconfronteerd met geweld. De samenleving is doordrongen van seksisme en seksueel, psychologisch, economisch, juridisch en fysiek geweld zijn dagelijkse kost. Van het beleid zou je een daadkrachtige aanpak verwachten, maar het neoliberale, veiligheids- en racistische beleid vergroot de ongelijkheid alleen nog meer.
Het gemiddelde jaarloon van vrouwen ligt 23% lager dan dat van mannen. Eén van de redenen daarvoor is dat veel lageloonsectoren vrouwelijk zijn. Denk maar aan de schoonmaak en de verkoop. Het zijn sectoren waar volwaardige contracten schaars zijn en de lonen bijzonder laag. Het is dan ook stuitend om te zien hoe de regering de lonen blokkeert en verhindert dat ze met meer dan 0.4% stijgen en hoe de inzet ontbreekt om de arbeidsomstandigheden in de precaire en vrouwelijke sectoren te verbeteren. Daarnaast blijft de recente verhoging van het minimumloon, bekomen door verschillende actiedagen en staking, in grote mate onvoldoende. Dit alles geldt eens te meer voor migrantenvrouwen die vaak vastzitten in zorg- of schoonmaaktaken, zij zijn onzichtbaar, onderbetaald en hun uren worden vaak in het 'zwart' uitgekeerd.
De pandemie zorgt voor extra ravage in de zorgsector, in de kinderopvang, in het onderwijs, enz. Deze sectoren kampten al voor de pandemie met een personeelstekort. Momenteel vinden ziekenhuizen geen verpleegkundigen meer, omdat velen van hen het beroep verlaten. De druk op het verpleeghuispersoneel is erg groot, zeker in woonzorgcentra van multinationals. De eerstelijnszorg, waar veel vrouwen werken, staat als nooit tevoren onder druk. Kinderdagverblijven en klassen op scholen moeten sluiten vanwege het virus, wat er nog steeds voor zorgt dat vooral vrouwen tijdens deze sluitingen voor kinderen moeten zorgen. Deze situatie onderstreept nogmaals de noodzaak van toegankelijke en kwaliteitsvolle openbare diensten voor iedereen, die zowel voor onze kinderen als onze senioren zorgen. Bij gebrek aan dergelijke diensten is het onvermijdelijk dat vrouwen deze zorgtaken binnen het gezin op zich moeten nemen.
Op dit moment strijden de werknemers van de dienstencheques voor hogere lonen en een hogere verplaatsingsvergoeding. Kinderverzorgsters ijveren voor een beter statuut en waardering van hun werk, net als werknemers in de gezondheidszorg of woonzorgcentra.
Naast economische ongelijkheid hebben vrouwen en genderminderheden ook voortdurend te maken met geweld, dat vele vormen aanneemt. Getuigenissen van seksistisch en seksueel geweld volgen elkaar in alle lagen van de bevolking op: in bars, de nachtwereld, op het werk, binnen het gezin en in de cultuursector. Het aantal femicides blijft hoog en vrouwen- en middenveldorganisaties constateren dat politie, justitie en openbare instellingen niet over voldoende kennis en personele middelen beschikken om klachten over huiselijk geweld te voorkomen en correct af te handelen.
De regering Vivaldi, die zich graag feministisch noemt en de meest vrouwelijke regering is die België tot nu toe had, heeft beloofd om de strijd tegen geweld tegen vrouwen tot haar prioriteit te maken. De maatregelen die de politieke wereld neemt om geweld tegen vrouwen en genderminderheden te bestrijden, blijven echter ontoereikend. Het nationale actieplan tegen gendergerelateerd geweld gaat de goede kant op, maar de overheid stelt nog steeds geen substantiële concrete middelen ter beschikking om aan de behoeften te voldoen. Dit is niet aanvaardbaar.
Door de pandemie worden vrouwen en genderminderheden nog meer geconfronteerd met racistisch migratiebeleid, dat vooral migrantenvrouwen in gevaar brengt, ze opsluit en tot armoede veroordeelt.
Vrouwenstaking* in België en over de hele wereld
Over de hele wereld zijn de rechten van vrouwen en genderminderheden in gevaar en worden ze teruggedraaid. Maar we zien ook dat overal de strijd wordt georganiseerd. Van Argentinië tot Polen, van India tot Spanje en België. De vrouwen* laten zich niet doen en staan op. Internationaal zijn vrouwenstakingen* dé drijvende krachten tegen extreemrechtse tendensen.
We roepen alle feministen op om zich te verenigen tegen alle vormen van discriminatie van vrouwen* en genderminderheden: of het nu gaat om onze huidskleur, onze afkomst, ons inkomen, ons geslacht, onze seksuele geaardheid of onze overtuigingen... het is door samen te vechten dat we overwinningen zullen behalen.
Een vrouwenstaking*? Hoe deelnemen?
Om concrete en efficiënte maatregelen tegen deze structurele ongelijkheid te eisen, roept Collecti.e.f 8 Maars, alsook Furia, vrouwen* op om te staken. Dit kan op verschillende manieren. Op 8 maart kan je stoppen met werken op je werk, geen huishoudelijke taken thuis doen, niet deelnemen aan de les. Wees solidair met de vrouwen* die staken, maar ook met degenen die tijdens de pandemie nooit hebben kunnen stoppen!
We roepen iedereen op om binnen en/of buiten de werkplaats symbolische acties, samenkomsten, vergaderingen, demonstraties, flashmobs te organiseren, om lawaai te maken. Versier je balkon, werkplek, stad. Plaats dit op sociale media. Doe mee aan een lokale actie.
Neem voor acties op jouw werkplek contact op met je vakbondsorganisatie om te weten te komen wat de praktische aspecten van stakingsdekking zijn.
Samen laten we onze stem horen, want "wanneer vrouwen* stoppen, stopt de wereld".
Volg de vrouwenstaking* en Collecti.e.f 8 Maars online:
*of iedereen die zichzelf in deze naam herkent