|

Furia
Waarom we vandaag meestappen met de poets- en huishoudhulpen
De strijd van de poets- en huishoudhulpen voor een minimale loonsverhoging van 0,4%, voor menselijke werkomstandigheden en waardering en valorisering van hun nog te onzichtbare werk ligt Furia en Femma Wereldvrouwen nauw aan het hart.
Zorg en essentiële jobs in post-corona-tijden
Zodra de pandemie ging wijken, bleek de oude stereotiepe vanzelfsprekendheid waarmee van vrouwen verwacht wordt dat ze de zorg, de was en de plas opnemen, zeer alive and kicking.
Door de ervaring van de coronalockdown, toen quasi iedereen applaudisseerde voor de verzorgers en verpleegkundigen in ziekenhuizen en woonzorgcentra, werd alom erkend dat de wereld niet blijft draaien zonder de inzet van de essentiële beroepen. In tegenstelling tot de werkgevers en beleidsmakers die er geen oor naar hadden, was er een quasi consensus dat zorgwerk dringend meer gewaardeerd moet worden, minstens in de vorm van een billijke vergoeding voor het geleverde werk in moeilijke omstandigheden. Voor het eerst was er hoop op een fundamentele koerswijziging van het logge schip van de stereotiepe man-vrouwverhoudingen. Het werk dat talloze vrouwen leveren in de zorg en onderhoudssector zou voortaan wél gezien, erkend en gewaardeerd worden. Eindelijk komaf met de gedachte dat zorgwerk in het verlengde ligt van wat vrouwen ‘van nature doen’, uit liefde voor man en kroost en daarom nauwelijks in aanmerking komt voor een volwaardig werkstatuut.
Ook het gedwongen thuiszitten in combinatie met van huis-uit blijven werken met kinderen in huis of zieke en hulpbehoevende familieleden en vrienden, zou eindelijk, hoopten we, het vele werk dat vrouwen dag in dag uit, jaar na jaar verzetten, tastbaar maken.
Niets bleek minder waar. Zodra de pandemie ging wijken, bleek de oude stereotiepe vanzelfsprekendheid waarmee van vrouwen verwacht wordt dat ze de zorg, de was en de plas opnemen, zeer alive and kicking. Nog een akelig ontwaken was te zien dat al de waardering en avondlijk applaus voor de mensen in zorg- en essentiële beroepen slechts een bevlieging was. De poets- en huishoudhulpen vonden geen gehoor toen ze voor de zoveelste keer de straat op gingen voor een habbekrats verhoging van hun al karige loon. De verhoogde prijs van basismiddelen en energie verzwakte hun al lage koopkracht en duwt hen de armoede in,. Deze werknemers, quasi allen vrouwen, bleven nochtans de hele coronaperiode noodgedwongen aan het werk net omdat hun essentiële arbeid broodnodig was. Ze waren daardoor zelf afwezig voor eigen kinderen en geliefden, en de uitputting en burn-out nabij. Toen ze na de corona maatregelen naar enige erkenning vroegen, kregen ze nul op het request.
Samen met de poets- en huishoudhulpen op straat
Uit een ACV-bevraging blijkt dat liefst 90% van de alleenstaande huishoudhulpen moeite heeft om rond te komen.
Daarom lopen we mee in de betoging van het gemeenschappelijk vakbondsfront maandag 20 juni. Vandaag moeten werknemers het nog steeds rooien met een loon dat de stijgende prijzen niet kan volgen. Het armoederisico bij dienstencheques-werknemers is navenant en blijft toenemen. Uit een ACV-bevraging blijkt dat liefst 90% van de alleenstaande huishoudhulpen moeite heeft om rond te komen. Beknibbelen op voeding en medische zorgen zijn voor veel poets-en huishoudhulpen dagelijkse noodzaak.
Dit staat ver af van een eerlijke compensatie voor een job in zware werkomstandigheden: chronische rugklachten, problemen met luchtwegen door chemische producten, of nog het hoge risico op ongewenste intimiteiten op het werk doordat ze hun werk verrichten bij de klant thuis, …. Bovendien werkt het overgrote deel van de vrouwen in deze sector deeltijds (90%), waarvan 40% in een kleine deeltijdse baan van 0,5 VTE of minder. Meer dan 70% van de poetshulpen werkt minder dan 30 uur/week omdat langere werkdagen fysiek niet vol te houden zijn.
De gotspe van de dienstenchequebedrijven
De dienstenchequesector draait op publieke middelen en wordt nog steeds voor 70% gesubsidieerd.
Als vrouwenbeweging, als werknemers en als on(der)betaalde zorgwerkers, vinden we het een affront dat de Belgische rechtsstaat, met een eeuw sociale strijd en sociale zekerheid, die emancipatie van vrouwen, gelijkheid en mensenrechten hoog in het vaandel voert, afzijdig blijft wanneer werkgevers de loonsverhoging aan de poets- en huishoudhulpen systematisch blijven weigeren. Ons land legt hen geen duimbreed in de weg bij de besteding van publieke middelen. De gotspe waarmee de werkgevers van de dienstenchequebedrijven zichzelf belonen en winsten en dividenden blijven uitkeren terwijl ze moord en brand schreeuwen als de werknemers nog maar vragen naar wat hen toekomt (een minimale loonsverhoging), is ongezien. Mocht het dan nog eigen geld zijn waarmee ze winst maken en uitkeren. Maar de dienstenchequesector draait op publieke middelen en wordt nog steeds voor 70% gesubsidieerd. Beleid dat hier niet tussenkomst of wegkijkt is niet anders dan schuldig verzuim.
Schuldig verzuim
Schuldig verzuim ten opzichte van de vrouwen die in weinig benijdenswaardige omstandigheden onze huizen en kantoren poetsen en onze kinderen, zieken en ouderen verzorgen. Schuldig verzuim ten opzichte van iedere vrouw voor wie nog steeds, terwijl ze buitenshuis werkt, ‘s avonds de tweede shift van zorg, was en plas nog moet beginnen. Dat vrouwen die het beter hebben hun zorg(en) kunnen uitbesteden aan andere vrouwen, brengt misschien wel verlichting in hun werkweek, maar een fundamentele oplossing voor de plaats van zorg en zorgwerkers in onze samenleving is het zeker niet.
Kunnen we erkennen dat (ver)zorgen, onderhouden en bijstand verlenen ook werken is? En het vervolgens als dusdanig valoriseren, met de 150.000 vrouwen werkzaam in de dienstenchequesector voorop? Krijgen deze werknemers een volwaardig statuut met soortgelijke werkomstandigheden en voorwaarden zoals in andere sectoren? Verre van zolang ze 11,58 euro per uur verdienen, zolang de tijd tussen twee klanten in niet als werk wordt gezien, zolang de vervoerskosten om van de ene naar het andere adres te hollen uit eigen zak moet komen, zolang hun werk nauwelijks te combineren is met het zorgen voor eigen geliefden.
Het akkoord van vorige week, waarbij een loonsverhoging van een schamele 0,4% beslist werd, die nauwelijks de inflatie van 9% en prijsstijgingen dekt, is zeker een stap vooruit. Maar vormt slechts het begin van dringende opwaardering en valorisering van deze essentiële (zorg)arbeid.
Meryem Kanmaz, Feministische Denktank en Actiegroep Furia
& Sarah De Coster, Femma Wereldvrouwen
Gezamenlijke verklaring van Furia en Femma Wereldvrouwen
Gezamenlijke verklaring van Furia en Femma Wereldvrouwen naar aanleiding van de Nationale Vakbondsactie op 20 juni 2022 in Brussel.
Hoog tijd voor erkenning en waardering van essentiële onbetaalde én
onderbetaalde Zorg- en Reproductieve arbeid.
Na maanden onderhandelen en meer dan 20 dagen actie voeren, bereikten de sociale partners van de dienstenchequesector afgelopen week een ontwerpakkoord. Furia en Femma Wereldvrouwen verwelkomen deze stap in de goede richting, maar blijven bezorgd omdat het slechts om een tijdelijke oplossing gaat.
Op maandag 20 juni, de Dag van de Schoonmaak, roepen Furia en Femma Wereldvrouwen op om mee te betogen en pal achter de poets- en huishoudhulpen te staan. We dringen aan op een akkoord dat een duurzaam antwoord biedt op de verloning en werkomstandigheden in de dienstenchequesector. Daarnaast zijn structurele maatregelen die de waardering van reproductieve arbeid – zowel betaalde als onbetaalde zorg- tastbaar maken, broodnodig. Reproductieve arbeid is zorgen in de brede betekenis: denk aan zorgen voor kinderen, ouderen, zieken, kwetsbare personen, huishoudelijke taken, onderhoudswerk, opvoeding, onderwijs en zorg voor de gemeenschap.
De situatie van de poets- en huishoudhulpen drukt ons met de neus op de feiten: zorgarbeid is en blijft vrouwenarbeid. Het is nog steeds te weinig zichtbaar en wordt nauwelijks gewaardeerd als volwaardig werk.
Deze sector bestaat namelijk voor 98% uit vrouwen en is niet toevallig de meest precaire.
De manier waarop uitbesteding van onbetaalde zorg (aan onderbetaalde professionals) geregeld wordt, toont aan dat de strijd voor erkenning en waardering helaas nog niet gestreden is. Zelfs met een (tijdelijk) akkoord, verhindert de loonnormwet nog steeds dat de lonen met meer dan 0,4 % kunnen stijgen. Dit blijft te weinig, aangezien de lonen van de poets- en huishoudhulpen tot de laagste van België behoren. Tegelijkertijd kunnen aandeelhouders zichzelf wel mooie bonussen uitkeren zonder enige begrenzing.
De Vlaamse overheid verlaagde onlangs de fiscale aftrekbaarheid van dienstencheques, waardoor de netto uurprijs voor de gebruiker toenam. Helaas betekende dat geen verandering op de loonbrief van de poets- en huishoudhulpen. Momenteel blijft het bruto uurloon schommelen rond een schamele 11,58 euro/ uur. Dit vormt in de verste verte geen eerlijke compensatie voor een job in zware werkomstandigheden: chronische rugklachten, problemen met luchtwegen door chemische producten, een hoger risico op misbruik door isolatie zijn allang geen uitzonderingen meer. Vandaag moeten werknemers het blijven rooien met een karig loon dat de stijgende prijzen niet kan volgen. Het armoederisico bij dienstencheque-werknemers is navenant en blijft toenemen. Uit een ACV bevraging blijkt dat maar liefst 90% van de alleenstaande huishoudhulpen moeite heeft om rond te komen. Bovendien werkt het overgrote deel van de vrouwen in deze sector deeltijds (90%), waarvan 40% in een kleine deeltijdse baan van 0,5 VTE of minder. Meer dan 70% van de poetshulpen werkt minder dan 30 uur/week. Dit komt vaak omdat langere werkdagen fysiek eigenlijk niet vol te houden zijn. De voltijdse norm die hier geldt is dus onrealistisch. Ook hier is de loonnormwet een spelbreker. Streng geïnterpreteerd verhindert deze wet een mogelijke arbeidsduurvermindering met loonbehoud, wat in de praktijk zou neerkomen op een loonsverhoging.
Poets- en huishoudhulpen elders aan de slag
Het recente akkoord beperkt zich enkel tot poets- en huishoudhulpen die aan de slag zijn met dienstencheques. Daarmee verandert niets aan de situatie van de huishoudhulpen buiten de dienstenchequesector. Hier zien we grotendeels hetzelfde plaatje: lage lonen, slechte werkomstandigheden en hoge onvergoede verplaatsingskosten.
Daarboven komt het feit dat heel wat van deze vrouwen niet over geldige papieren beschikken. Dit verhindert dat ze bij misbruik, uitbuiting of geweld, helaas veel voorkomende praktijken, juridische stappen kunnen ondernemen. Negentiende-eeuwse toestanden zijn geen uitzondering: het overgrote deel van (jonge) vrouwen moet quasi 24u op 24u paraat staan, overgeleverd aan de grillen van hun werkgever. In een recente bevraging gaf bijna de helft van de poets- en thuishulpen aan dat ze geregeld doktersbezoeken of de aankoop van medicijnen uitstellen; alleenstaanden en eenoudergezinnen stellen het nog slechter.
De onderwaardering van zorg
Femma Wereldvrouwen en Furia hameren erop dat reproductieve zorgarbeid de wereld doet draaien. Het is de pijler waarop ander betaald werk steunt. Zonder poets- en huishoudhulpen, geen propere kantoren of aangename huizen om in thuis te komen. De uitbouw van winstgevende carrières van (hoofdzakelijk witte en mannelijke) ceo’s en aandeelhouders is enkel mogelijk doordat ze hun onbetaalde zorgtaken kunnen doorschuiven. Ook honderdduizenden Vlamingen zijn afhankelijk van de arbeid van poets- en huishoudhulpen.
Het probleem is dat een goede combinatie tussen werk, zorg en vrije tijd op dit moment enkel een voorrecht is van degenen die het zich kunnen veroorloven. Zij consumeren zorgarbeid terwijl degenen die deze zorg arbeid verrichten hun eigen gezin, familie en vrienden diezelfde zorg moeten ontzeggen.
Wereldwijde zorgketens
De kloof tussen diegenen die zorg bieden en degenen die zorg consumeren neemt enkel toe. Het is een kloof die samenvalt met inkomen en gender, maar ook met afkomst en kleur. Bijna 50% is van de vrouwen in de dienstenchequesector is van buitenlandse origine (16,8 % van niet-Europese origine). Niet alleen worden vrouwen met migratieachtergrond ingeschakeld in België om in deze sector te werken, ook van elders worden vrouwen gerekruteerd. De zogenaamde ‘internationale zorg kettingen’ ontstaan om tegemoet te komen aan de stijgende vraag naar zorgarbeid. Zij nemen de zorg over van bemiddelde gezinnen aan de andere kant van de wereld: van huishoudelijk werk tot de zorg voor kinderen, ouderen en zieken.
Furia en Femma WV pleiten voor duurzame, rechtvaardige en structurele oplossingen die onbetaalde en (onder)betaalde zorgarbeid de erkenning en waardering geeft die het toekomt.
Furia & Femma Wereldvrouwen
14 juni 2022
Over de strijd van de dienstenchequeswerkers, meer info op onze website:
- Standpunt over dienstencheques (2016)
- Opiniestuk (2021): Wie poetst het huis van de poetsvrouw?
- Eisenpakket Vrouwendag 2021 (te downloaden onderaan de pagina)
Een meer uitgebreide visie op het belang van zorgarbeid, kan je hier vinden:
Bronnen
Departement werk en sociale economie. Kerncijfers van het Vlaamse Dienstenchequestelsel. Jaarrapport 2018 - 2019.
Opinie: ‘Dat er verschillende visies over abortus bestaan, is geen probleem, wél dat vrouwen niet zelf kunnen bepalen hoe zij handelen.’
Liliane Versluys en Gily Coene herdenken het overlijden van Lucie Van Crombrugge, vijf jaar geleden. Zij was één van de grooste voorvechtsters voor recht op abortus, zowel in Belgie als wereldwijd.
Op 17 mei 2017, vandaag precies 5 jaar geleden, overleed de feministische activiste en VUB-Eredoctor Lucie Van Crombrugge. Ze kreeg het eredoctoraat voor haar jarenlange strijd voor de depenalisering van abortus in België, haar inzet in de abortushulpverlening en haar onvermoeibare vrouwenrechtenactivisme. Lucie Van Crombrugge kreeg het doctoraat samen met de in 1984 overleden arts Willy Peers, wiens arrestatie in 1973 het startschot vormde voor de lange strijd voor het recht op abortus in België.
Van Crombrugge sloot zich in de jaren zeventig aan bij Dolle Mina Gent en het Vrouwen Overleg Komitee, vandaag bekend onder de naam Furia. In de jaren tachtig, toen abortus nog illegaal was in België, hielp ze ongewenst zwangere vrouwen in het Gentse Kollektief Anticonceptie.
Het was een verre van vrijblijvend engagement: wie zich inzette voor anticonceptie en het recht op abortus riskeerde decennialang zware straffen, zoals de verbeurdverklaring van de wagen waarmee je informatiemateriaal vervoerde, en dat in de loden jaren ’70 en ’80 waar een strafblad niet hielp om werk te vinden.
De hulpverlening aan vrouwen in nood kon ook op een veroordeling met strafblad en celstraffen uitdraaien.
Maar de risico’s en de inspanningen van een brede coalitie middenveldorganisaties, artsen en politici, met in Vlaanderen Lucie als inspirerende figuur, miste haar uitwerking niet. Ze leidden in 1990 tot het wetsvoorstel dat abortus onder bepaalde voorwaarden uit het strafrecht haalde.
Ook na de abortuswet bleef Van Crombrugge ijveren voor de volledige depenalisering, ook al wilde geen enkele partij het jarenlang nog op de agenda zetten. Abortus hoorde volgens Lucie niet thuis in het strafrecht en over basisrechten van vrouwen behoorde men geen halfslachtige compromissen te sluiten. Ze zag hoe vrouwen nog steeds naar het buitenland moesten, omdat de opgelegde bedenktijd niet alleen nodeloos paternalistisch was, maar vrouwen ook gevaarlijk dichtbij of over de termijn van 12 weken zwangerschap duwt. Haar pleidooi voor een uitbreiding van de termijn en het wegwerken van barrières die het vrouwen moeilijk maken, wordt momenteel verdergezet door een brede coalitie van vrouwenorganisaties, waaronder ook Furia.
De verdere depenalisering door de Wet Vrijwillige Zwangerschapsafbreking van 2018 heeft ze niet meer meegemaakt, maar tot haar dood in 2017 is ze zich blijven inzetten – in België en internationaal – voor het meest fundamentele en tegelijk meest controversiële recht voor alle personen die ongewenst zwanger zijn: het recht om zelf te kunnen beslissen en op een niet-veroordelende, zo toegankelijk en veilig mogelijk wijze geholpen te worden.
In de meeste delen van de wereld is dit recht nog altijd geen realiteit, ook niet in de Westerse wereld.
Wie herinnert zich niet de beelden van de Poolse activisten die in volle coronatijd – met mondmasker en inachtname van de afstandregels – protesteerden tegen de verstrenging van de wetgeving in Polen. Vorig jaar legde een grondwettelijk hof van rechtse regeringsloyale rechters het recht op abortus daar quasi volledig aan banden. Ontwikkelingen in Hongarije en net ook nog in Tsjechië baren zorgen. En ook de bovenvermelde, belangrijke, aanpassingen van de Belgische abortuswetgeving geraken maar niet goedgekeurd, terwijl een politieke meerderheid ervoor is.
Het nieuws over de gelekte nota van het Amerikaanse hooggerechtshof begin deze week zorgt dan ook terecht voor een schokgolf, in de eerste plaats in de VS, maar ook ver daarbuiten. Bijna een halve eeuw nadat het historische arrest Roe v. Wade uit 1973 een einde maakte aan de wetten die vrouwen de toegang tot abortus ontzegden, wil men dit ongedaan maken en de regelgeving over abortus voortaan overlaten aan de federale staten. Zelfs Roe v. Wade verhinderde niet dat toegang tot abortus in de VS voor velen al quasi onmogelijk is. Volgens Planned Parenthood werden sinds Roe v. Wade 1336 abortusrestricties ingevoerd in Amerikaanse staten, met een recordaantal in 2021 en de uiterst strenge abortuswet in Texas als triest hoogtepunt. Als het arrest valt, krijgen staten volledig vrij spel.
Arme, jonge vrouwen en vrouwen van kleur zullen daardoor opnieuw het meest getroffen worden, want ze hebben niet de mogelijkheid om naar een andere staat of land te reizen om een veilige abortus te kunnen krijgen.
Ook Lucie Van Crombrugge was zich ervan bewust dat de abortusstrijd ook een sociale strijd is en koppelde de strijd voor depenalisering aan een strijd voor volledige terugbetaling en voor degelijke en toegankelijke zorg.
De invloed van rechts-conservatieve en religieuze fanatieke antiabortusactivisten reikt veel verder dan de VS. Ze sponsoren groeperingen en campagnes in ons land en de EU die ijveren tegen vrouwen- en lgbti-rechten, de zgn. anti-gender beweging, en beknotten reproductieve rechten en voorzieningen in minder welvarende landen in het Zuiden. Dat alles plaatst de feministische beweging voor de uitdaging om daar een antwoord op te vinden door een internationaal solidaire strijd te voeren.
Dat er verschillende visies en morele standpunten over abortus bestaan, is geen probleem, wél dat vrouwen niet zelf kunnen bepalen volgens welke visie zij handelen bij een ongewenste zwangerschap. Zoals de vorig jaar overleden zwarte feministische schrijfster Bell Hooks het stelde, kan je onmogelijk voor vrouwenrechten zijn en tegen het recht op abortus. Zelfbeschikking ook inzake reproductieve rechten voor alle vrouwen is een essentieel principe van het feminisme.
Liliane Versluys is ere-advocate en lid van Furia (Feministische Denktank en Actiegroep).
Gily Coene is hoogleraar ethiek aan de VUB en voorzitter van RHEA (Onderzoekscentrum Gender en Diversiteit).
Dit opiniestuk verscheen op 17 mei in De Knack.
Zorgen voor morgen
Feministische kijk op een zorgzame samenleving
Vandaag, in de week van de Groeilamp, blikken we terug op onze visietekst van de Vrouwendag van 2020. We spraken immers (zoals vaker) over het belang van zorg en reproductieve arbeid. Deze visietekst kwam tot stand tijdens de zomermaanden van 2020. Deze tekst is vooral gebaseerd op de eerste lockdown, maar de onderliggende, fundamentele kwesties zijn nog even relevant. Een feministische visie op zorg en samenleving is nog steeds aan de orde. |
2020 is het jaar waarin heel de wereld in de ban is van het coronavirus. Het is ook het jaar waarin het belang van reproductieve arbeid ten overvloede duidelijk wordt. Reproductieve arbeid is ‘zorgarbeid’ in de breedste zin: denk aan zorgen voor kinderen, ouderen, zieken, kwetsbare personen, aan huishoudelijke taken, onderhoudswerk, opvoeding en onderwijs, aan zorg voor de gemeenschap. Het is arbeid die vaak door vrouwen gebeurt, als vanzelfsprekend wordt beschouwd, weinig waardering krijgt en vaak on(der)betaald is.
Reproductieve arbeid verwijst naar alle emotionele, koesterende en zorgende arbeid die zowel op dagelijkse als intergenerationele basis nodig is om de gezondheid en het welzijn van de arbeidskrachten te garanderen en het kapitalisme als socio-economisch systeem in leven te houden (S. Vertommen).
Tijdens Furia’s vorige Vrouwendag, eind 2019, was de noodzaak om die reproductieve arbeid maatschappelijk meer te waarderen één van de centrale thema’s. Die arbeid is levensnoodzakelijk voor elk van ons en voor de samenleving als geheel. In onze neoliberale kapitalistische wereld is er evenwel nauwelijks erkenning voor en staat zorg al te vaak in functie van de economie en de winst. Zo wordt de zorgarbeid thuis volledig naar de marge geduwd. We moeten zorgarbeid ‘inkopen’ (denk aan kinderopvang en poetshulp) om betaald te kunnen gaan werken. We moeten voortdurend schipperen om goede zorg te voorzien en de mate waarin dat lukt, hangt deels af van ons inkomen. Kijken we naar de zorgberoepen, dan zien we heel vaak lage lonen, moeilijke werkomstandigheden en onregelmatige werkuren.
Corona houdt ons een spiegel voor
De coronacrisis herinnert ons eraan hoe cruciaal zorgarbeid is, en wat écht essentiële beroepen zijn. Zonder verzorgenden, verpleegkundigen, vuilnisophalers, supermarktmedewerkers … houden we de wereld niet draaiend. De crisis toont ook, nog maar eens, de grote ongelijkheid in onze samenleving. De ongelijkheid is vooral in periodes van lockdown pijnlijk zichtbaar. Het is veel gemakkelijker ‘in je kot’ te blijven wanneer dat een ruim huis is met een tuin dan als je in een krap appartement woont. Het verbod, tijdens de eerste lockdown, op het gebruik van publieke bankjes en speeltuigen woog extra zwaar op wie weinig privéruimte had. Bij het invoeren van afstandsonderwijs werd veel te weinig rekening gehouden met de sterk uiteenlopende thuissituaties van leerlingen. Tijdelijke werkloosheid is een belangrijke maatregel, maar geen hulp voor mensen met een precaire job, al dan niet in de informele economie. Ook na de eerste lockdown en tijdens de tweede weegt de gezondheidscrisis extra zwaar op groepen met een maatschappelijk een zwakkere positie. Klasse, etniciteit, leeftijd, gezondheid, ... spelen daarin een rol, net als sekse.
Impact op vrouwen
Vrouwen hebben gemiddeld een zwakkere sociaal-economische positie dan mannen. Ze zijn sterk aanwezig in de (ondergewaardeerde) zorgsector en staan hierdoor in het brandpunt van deze gezondheidscrisis. Bovendien dragen vrouwen ook het gros van de onbetaalde zorgarbeid. Vanzelfsprekend zijn er grote verschillen tussen vrouwen onderling, maar zowel in België als wereldwijd is er een specifieke impact meetbaar.
1. Economische impact
Ten eerste heeft de coronacrisis een grote economische impact op vrouwen. Weliswaar zijn vrouwen sterk vertegenwoordigd in de onderwijs- en zorgsector en overheidsadministraties, sectoren waarin de jobs en inkomens intact bleven. Maar ze hebben ook vaak deeltijdse en/of tijdelijke jobs. Het type jobs dat in tijden van crisis gemakkelijk wordt geschrapt. het type jobs dat weinig loon oplevert, zodat het loonverlies van 30% bij tijdelijke werkloosheid zwaar weegt. Die economische impact is des te groter voor vrouwen van kleur en vrouwen met een beperking, aangezien ze gemiddeld minder verdienen en vaker een onzekere job hebben. Erg kwetsbaar waren ook de sekswerk.st.ers: velen van hen konden geen beroep doen op overbruggingsmaatregelen en werkten in nog moeilijker omstandigheden dan voorheen
2. Samenleefvormen: het jaar 2020 of 1950?
Voor Furia was het ontnuchterend om vast te stellen hoezeer door de overheid – en vaak ook de media - het traditionele kerngezin als ijkpunt nam, zeker tijdens de eerste maanden. Telkens opnieuw moest er herinnerd worden aan de diversiteit aan samenleefvormen - nochtans verre van een nieuwigheid. (Samen)wonen gebeurt niet louter in koppel- of gezinsverband, je lief of gezinsleden wonen niet per definitie onder één dak, grootouders wonen soms in, best wat gezinnen hebben meer dan twee of drie kinderen... Het gebrek aan aandacht voor deze verschillende situaties was één van de zwaktes van het ‘bubbelbeleid’. Het veroorzaakte veel gepieker en onzekerheid voor al wie niet in het ‘klassieke’ gezin woont. Alleenstaanden mochten geen bubbel vormen met iemand anders en de eerste uitbreiding van de contacten was niet op hun maat geschreven. Ook samenhuizers zaten meteen klem toen de quarantaine-bubbel uitgebreid mocht worden. Er werd geen rekening gehouden met kinderen en jongeren: zij hadden minder te zeggen over ‘bubbelgenoten’ dan volwassenen, terwijl ze maandenlang zowel school als hun vrijetijdsactiviteiten moesten missen. De overheid bepaalde zelfs wat volwaardige relaties waren. Tienerkoppels pasten daar niet in en ongehuwde koppels met een partner in een niet-EU-land moesten maanden wachten en de duurzaamheid van hun relatie aantonen om kans te maken op hereniging - voor gehuwde koppels sprak die duurzaamheid vanzelf.
Extra pijnlijk was dat er werd uitgegaan van harmonieuze gezinnen, van je thuis als een veilige haven. De realiteit is anders, zo bleek algauw. In heel wat gezinnen heerst er spanning: 25% van kinderen en jongeren ziet volwassenen in het gezin soms of dikwijls tegen elkaar schreeuwen in die mate dat ze er bang van worden (Kinderrechtencommissariaat 2011). Eén vrouw op zeven werd in de voorbije twaalf maanden geconfronteerd met minstens één daad van geweld door een (ex)-partner (IGVM, 2010). Tijdens de quarantaineperiode van maart tot mei vielen alle ‘rustplekken’ weg (school, werk, een activiteit…). Dat vertaalde zich in een sterke stijging van het aantal meldingen van intrafamiliaal geweld. In maart en april ontving het nummer 1712 vier keer meer oproepen en ook de kindertelefoon registreerde meer gesprekken over spanningen en geweld thuis. Het probleem werd vrij snel onderkend, maar de hulp bleef veelal beperkt.
3. Zorg
Terecht worden de talrijke zorgverle.e.n.st.ers gezien als de held.inn.en van de coronacrisis. Maar het valt op dat er ook in de zorgsector een hiërarchie bestaat. Hoe dichter zorg aanleunt bij de onbetaalde zorg thuis (bv. woonzorgcentra, thuiszorg), traditioneel een vrouwenzaak, hoe lager de waardering, opleiding en vergoeding. Dat er zoveel aandacht ging naar de ziekenhuizen en zo weinig naar de vele andere plaatsen van zorg, heeft deels met de aard van deze crisis te maken, maar net zo goed met het lage statuut van ‘alledaagse’ zorg in onze samenleving. Recent onderzoek van Statbel (statistieken over België) naar de inkomens binnen de essentiële beroepen toont hoe groot de verschillen zijn. Het gemiddelde bruto maandloon van artsen ligt op 7.091 Euro, dat van zorgkundigen op 2.549 Euro en dat van poetspersoneel en crèchemedewerk.st.ers op respectievelijk 2.363 en 2.317 euro bruto.
Het lage statuut van zorgarbeid geldt al helemaal voor de onbetaalde zorg, waarin vrouwen zo’n groot aandeel hebben. Weinig verrassend bleek uit onderzoek van de VUB dat vrouwen tijdens de quarantaineperiode in het voorjaar een grotere combinatiedruk en meer stress ervaarden dan mannen. De traditionele verschillen in huishouden en taakverdeling verdwijnen nu eenmaal niet wanneer iedereen thuiszit. De werkbelasting van vrouwen wordt zelfs groter omdat opvangnetten voor kinderen en zorgbehoevenden wegvallen. Ouders werden verondersteld om ‘gewoon’ verder te werken van thuis uit. Vooral voor moeders kwam het er vaak op neer dat ze maandenlang aan de keukentafel tussen het speelgoed werkten met één oog op hun scherm gericht en het andere op de kinderen. De uitdaging waarvoor ze stonden, werd bovendien niet ernstig genomen. De algemene teneur was dat thuiswerk, zorg voor kleine kinderen en de begeleiding van kinderen bij hun schoolwerk zomaar combineerbaar zijn. Het corona-ouderschapsverlof kwam er pas per 1 mei. Maar het was omwille van het inkomensverlies niet voor iedereen financieel haalbaar en kon bovendien door de werkgever geweigerd worden. Voor gezinnen met één ouder - in 90% van de gevallen is die ouder een moeder - woog de hele situatie extra zwaar. Ze stonden in voor alle praktische zorg en schoolse begeleiding van de kinderen, konden de emotionele last niet delen met een andere volwassene en voelden, als enige kostwinner, de economische kwetsbaarheid des te meer.
Ook buiten het gezin stond de dagelijkse zorg onder druk. Een oogje houden op een buur, helpen met de opvang van kleinkinderen, boodschappen doen voor een vriendin, mantelzorger zijn voor een partner, de talloze gebaren waarmee familieleden de zorg in een woonzorgcentrum op een hoger niveau tillen ... het is opnieuw zorgarbeid die merendeels in handen is van vrouwen. Die zorgarbeid werd tijdens de eerste lockdown zo sterk ingeperkt dat het tot onmenselijke situaties leidde. Wie een kind had in een residentiële zorginstelling, stond voor een verscheurende keuze: de zorg volledig zelf opnemen óf wekenlang verstoken blijven van bezoek. Bejaarden in woonzorgcentra (overwegend vrouwen) leden zwaar onder het opgelegde isolement, dat in sommige gevallen nog maanden na de lockdown voortduurde. Idem voor mensen in psychiatrische centra. Sommige ziekenhuispatiënten en bewoners van woonzorgcentra stierven alleen. Dat was geen menswaardige zorg.
Een zorgzaam beleid
Het bovenstaande klinkt mogelijk als gemakkelijke kritiek. Inzoomen op wat fout liep en wat beter kon, terwijl beleidsmakers voor een ongeziene crisis stonden. Ons punt is evenwel dat er vanzelf een ander en beter crisisbeleid zou zijn geweest indien er de voorbije decennia meer was ingezet op goede zorg, in al zijn facetten. Indien er daarnaast werk was gemaakt van het verkleinen van de sociaal-economische ongelijkheid in onze samenleving. En indien onze economie om meer zou draaien dan om winst. Kijk alleen naar een aantal van de maatregelen waarmee de eerste lockdown werd afgebouwd. Vanaf de zomer waren vliegreizen weer mogelijk, maar theaters en filmzalen bleven gesloten. Winkels konden opengaan nog voor mensen hun naaste familie en vrienden weer mochten zien. De federale minister van Financiën stelde doodleuk dat je familie en vrienden met mondmasker kon treffen in de Hema. Natuurlijk was het heropenen van winkels en horeca belangrijk voor de vele mensen die er werken. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee het ene ondergeschikt werd gemaakt aan het andere kwam voor velen hard aan.
Feministische visie op zorg
Een feministisch perspectief is op meerdere manieren verrijkend voor wie nadenkt over een zorgzame samenleving. Vanuit het feminisme kwamen en komen sterke pleidooien om zorg niet weg te duwen in de marge van de samenleving. Om zorg niet langer te beschouwen als vanzelfsprekende, onuitputtelijke en vaak onbetaalde human resources voor de economie. Maar om zorg even centraal te stellen als zogenaamde ‘productieve arbeid’. Zorgarbeid is een centrale pijler voor een gezonde en dus zorgzame samenleving. Hierbij worden de waarde en het belang van het (vrouwelijke) zorgen beklemtoond. En dat zowel in de dagelijkse interactie tussen mensen als op het niveau van de hele samenleving. Pas dan kunnen vrouwen zich emanciperen van de zorg. Bovendien betekent de samenleving zorgzamer maken niét: inzetten op een kostenefficiënte, strak geregisseerde en onderkoelde zorg. Het betekent wel: zoveel mogelijk ruimte maken voor de menselijke warmte die de basis vormt van kwalitatieve zorg. Het betekent zorg niet langer zien als iets dat vooral door vrouwen in gezinsverband gebeurt. En evenmin als iets dat je alleen moet professionaliseren en uitbesteden - hoe belangrijk dat ook is. Er moet veel meer ruimte zijn voor iedereen om te kunnen zorgen en om zorg te ontvangen, solidair en op voet van gelijkheid.
Een zorgzame samenleving betekent afstappen van het huidige doorgedraaide economische bestel. Daaraan zijn namelijk immense kosten verbonden. Het huidige marktfundamentalisme ondermijnt de aarde, creëert steeds opnieuw ongelijkheid tussen mensen en continenten en pleegt roofbouw op de sociale reproductie waarvoor vrouwen instaan. De ‘winst’ uit die uitputtingsslag komt slechts een selecte club mensen ten goede: 90% van die winst gaat naar de 10% rijkste mensen. In 2020 hadden de 42 rijkste mensen in de wereld evenveel vermogen als de armste helft van de wereldbevolking. Is dat een model dat we kost wat kost moeten redden? Of is het tijd om te werken aan een economie op maat van alle mensen én op maat van de planeet.
Solidariteit, vrijheid en gelijkheid
Gezondheid en de economie staan niet los van elkaar. Het kapitalisme plaatst gezondheid vandaag ten dienste van de economie. Hoort dat niet omgekeerd te zijn? Moet het welzijn van mensen niet centraal staan, in plaats van winst en groei? We weten dat armoede, werkloosheid, discriminatie enz. invloed hebben op onze mentale en fysieke gezondheid. Gezondheid is niet alleen ‘niet ziek zijn’, maar houdt verband met het geheel van ons leven, met ons welzijn. Daarom wil Furia gezondheid en zorg koppelen aan solidariteit, vrijheid en gelijkheid. Een solidaire, feministische kijk op gezondheid en economie is niet alleen relevant tijdens deze coronacrisis, maar ook en vooral op lange termijn. Want wanneer de meest urgente fase van deze crisis achter de rug is, zal de financieel-economische schade worden opgemeten. Er zullen oproepen komen om te besparen en om uitkeringen te beperken. Het discours over nieuwkomers en mensen met een migratieachtergrond dreigt verder te verharden. En zoals steeds in periodes van werkloosheid zullen we waakzaam moeten zijn dat rechts-conservatieve krachten het oude ideaal van de vrouw aan de haard niet opnieuw afstoffen. Een feministische kijk op gezondheid en economie moet ons alternatieven geven. Hij moet een sociaal kompas bieden in onzekere tijden en zorgen dat we inzetten op het wegwerken van ongelijkheden in plaats van het versterken ervan. Een samenleving die zorg op zo’n feministische manier inbedt, zal een betere samenleving zijn, in goede en slechte tijden.
Vrouwendag 2022
Programma van de 51ste Vrouwendag

15 jaar BOEH! festival
Opinie: 'Samenleving kan niet bestaan zonder vele soorten zorg. Toch worden die beroepen nog steeds ondergewaardeerd.'
Furia is 50 geworden!
Op 6 april 2022 was het exact 50 jaar geleden dat in De Volkshogeschool De Blankaart een studieweekend plaatsvond. 19 vrouwen en 3 mannen, vanuit de verschillende politieke zuilen, kwamen toen samen in Woumen, hartje West-Vlaanderen.
Het tijdschrift "De nieuwe maand" (zie bijlage) wilde namelijk een nummer uitbrengen over het feminisme van de Dolle Mina’s en andere nieuwe groepen, dat toen erg de aandacht trok. De vrouwelijke redactie van het themanummer besloot een discussieweekend te organiseren over de positie van de vrouw. De deelneemsters kwamen uit vakbonden, uit vrouwenorganisaties van allerlei signatuur, uit politieke partijen, uit middenveldorganisaties als de Gezinsbond enz. Het weekend was een beklijvende ervaring: de vrouwen deelden verhalen over hun positie in een door mannen gedomineerde organisatie of zuil, ze wisselden visies op vrouwenemancipatie uit, ze spraken over hun persoonlijke leven. Er was stof genoeg om het niet bij één bijeenkomst te houden: het Vrouwen Overleg Komitee (het VOK of sinds 2016, Furia) was een feit.
Toen in mei van datzelfde jaar, 1972, de voorbereiding van start ging voor een feministisch evenement op 11 november, was het VOK het aanspreekpunt aan Nederlandstalige kant. Het immens succes van de eerste ‘Nationale Vrouwendag’ - die bijna 10.000 bezoeksters lokte naar de Passage 44 in Brussel - maakte de piepjonge organisatie meteen bekend bij pers en publiek. Later volgden nog veel meer edities.
De jaren daarna bleef het VOK haar rol van denktank en actiegroep opnemen. Met uitgesproken visies, van het ‘urgentieprogramma aan de regering’ uit 1974, over de lange strijd voor abortus uit het strafrecht en het protest tegen de economische crisis doorheen de jaren 1980, tot de voorbije jaren met het ‘hoofddoekendebat’... Furia zet die lijn met overtuiging verder.
Zin in nog wat geschiedenis? Hier kan je onder meer horen hoe VOK/Furia-lid Cecile Rapol de Vrouwendag van 11/11/1972 beleefde.
Beste Ignaas Devisch, u maakt zich nodeloos ongerust!
Op 15 maart verscheen in De Standaard een column van professor Ignaas Devisch, hoogleraar medische filosofie UGent en ceo van Itinera. Furialid en advocate op rust Liliane Versluys zet in onderstaande opinie de puntjes op de i.
Beste Ignaas Devisch,
In uw column probeert u nuancering op te zoeken, maar op één punt vergist u zich werkelijk. U schrijft (DS 15 maart 2022, onder de titel “Veralgemening van het slachtofferschap”) het volgende: “Slachtoffers verdienen een centrale plaats in het geheel (van de gerechtelijke procedure én van het publieke debat bedoelt u, vermoed ik), maar de vraag is of ze de enige parameter moeten vormen bij het bepalen van de strafmaat”.
U maakt zich nodeloos ongerust: slachtoffers zijn wettelijk gezien GEEN parameter bij het bepalen van de straf die de rechtbank oplegt aan de plegers van misdrijven. Ze kunnen dus onmogelijk de enige parameter zijn. De rechtbank legt een straf op die zelfs niets met het slachtoffer te maken heeft. De straf dient ervoor de dader tot inkeer te brengen en de maatschappij te beschermen.
Slachtoffers hebben maar een beperkte stem in de strafzaak tegen de pleger, zij moeten hun pleidooien beperken tot concrete bewijzen van de schade die zij door het gepleegde misdrijf leden. Ik betreur het dat het u stoort dat er - eindelijk - aandacht komt, minstens in het publieke debat, voor de slachtoffers van (intrafamiliaal-, partner-) geweld en van seksuele misdrijven. Van u, als hoogleraar ethiek en auteur van het sympathieke boek ”Rusteloosheid - Pleidooi voor een mateloos leven” had ik meer empathie met de slachtoffers verwacht.
Het slachtoffer legt klacht neer om de dader bestraft te zien, dat is waar, maar na die klacht wordt het slachtoffer als het ware onteigend van dat stuk van haar/zijn leven : er wordt haar/hem niet meegedeeld welk gevolg de klacht krijgt, binnen welke termijn er duidelijkheid komt over een klassering zonder gevolg of niet. Eens de dader bestraft is weet het slachtoffer niet waar hij is, wanneer hij vrijkomt, waar hij na vrijlating naartoe is. De positie van het slachtoffer in het Belgisch strafrecht is allesbehalve benijdenswaardig. En dan hebben we het nog niet gehad over de kalvarie die het slachtoffer wacht om van de veroordeelde dader de schadevergoeding die de rechtbank na lange debatten en expertises toekent, betaald te krijgen.
Ik volg u dus niet waar u de verontwaardiging op sociale media onterecht vindt, en zo ook miskent dat daar oprechte solidariteit met het slachtoffer speelt. Dat is namelijk het vuur voor een sociale strijd. U lijkt dat in de hoek te plaatsen waar men “zich in de plaats stelt van de aanklager”, met een paar kliks “morele zelfgratificatie" tapt en men zichzelf op de borst klopt om zich als een betere mens te presenteren. Dat zal wel bij een deel van de mensen zo zijn, maar kun je dat veralgemenen?
Liliane Versluys, advocate met rust sedert 30/6/2021, lid van de feministische denktank Furia
Wie poetst het huis van de poetsvrouw?
- Dit stuk verscheen op 22/02/2022 op De Wereld Morgen.
Furia kijkt met verbijstering naar hoe dienstenchequebedrijven doof blijven bij de roep naar een sectoraal akkoord over de lonen en arbeidsvoorwaarden voor de werkneemsters - 98 procent is vrouw - in die sector.
Stel: voor 9 euro (na fiscale aftrek 7,2 euro) krijg je één uur huishoudelijke hulp. De overheid legt daar elk uur een slordige 14,5 euro bovenop. Je huishoudhulp zelf krijgt zo’n 12 euro per prestatie. Bruto welteverstaan, want er gaan nog sociale bijdragen af. Gemiddeld verdienen huishoudhulpen in Vlaanderen 13.368 euro bruto per jaar. De vakbonden voeren daarom al maanden actie voor betere arbeidsvoorwaarden in de sector. Wanneer het leven duurder wordt – denk: energie- en consumptieprijzen - hoest de overheid de indexaanpassing op. Toch sinds dit jaar. Voordien kwamen de ondernemingen deels tussen, maar de meerkost wordt niet doorgerekend aan de eindbestemmelingen van het geleverde werk. Voor gezinnen is de bruto aankoopprijs al acht jaar onveranderd. Sommige van de gebruikers – velen zijn veertigers en vijftigers - hebben kinderen met een (belastingvrij) studentenbaantje dat meer opbrengt per uur dan de huishoudhulp verdient.
De grote overheidssubsidie oefent een grote aantrekkingskracht uit op commerciële bedrijven. Social profitorganisaties maken slechts voor een vijfde de dienst uit. Schijnbaar tevreden observeert de Vlaamse overheid dat “de dienstenchequemarkt zich aan het consolideren is en niet-winstgevende, niet-efficiënte spelers uit de markt worden verdreven”. Ze voegt toe: “De spelers die dus in de markt blijven, groeien wel en hun positie wordt sterker”. Dat klopt alvast. Een grote commerciële speler boekte bijvoorbeeld gespreid over de afgelopen vijf jaar een winst tot boven de 29 miljoen euro waarvan miljoenen werden uitgekeerd aan dividenden. Zolang dienstenchequebedrijven aan het overheidsinfuus liggen, zijn ze zeker van winst. Het is onzinnig dit financieringsmodel met hoge winsten, lagen lonen en een sterke overheidssubsidie aan de gebruikers te verwijten, maar het is bijzonder problematisch dat de overheid er kritiekloos in blijft meestappen.
Home delivery!
Niet alleen ligt het loon laag voor werknemers in het dienstenchequesysteem, de huishoudhulp - die diensten levert aan huis - krijgt meestal de verplaatsingstijd tussen klanten niet als arbeidstijd betaald en moet zelf parkeerkosten betalen. Inbegrepen in het werk zijn bovendien hardnekkige stereotypering, discriminatie en racisme, zo blijkt uit rapporten. De dienstenchequesector werd in het leven geroepen om werkende gezinnen te ontlasten. Daar ligt - voor de betere verdieners - onmiskenbaar de troef. Ook knap is hoe het systeem oudere groepen welkome ondersteuning biedt. Maar het doel was ook “de creatie van volwaardige jobs, waarbij in het bijzonder kwetsbare en laaggeschoolde werkzoekenden of inactieve personen activiteiten, die vroeger werden uitgevoerd in het grijze of zwarte circuit, kunnen uitvoeren in een werknemersstatuut met behoorlijke loon- en arbeidsvoorwaarden verbonden met een arbeidsovereenkomst bij een erkende onderneming”. Die volwaardige jobs aan redelijke condities blijven een verre droom, die verder en verder af ligt. Bedrijven kunnen zelfs, door een uitzonderingsregel, contracten bieden van minder dan 33 procent tewerkstelling.
Het is een onverkwikkelijk schouwspel hoe de de werkgevers het been stijf houden en weigeren een loonsverhoging toe te kennen aan de ongeveer 120.000 dienstencheque-medewerkers in het Vlaams gewest die driekwart miljoen mensen te hulp schieten in het huishouden. Minister Crevits beloofde in 2021 bijkomende investeringen bij een sectoraal akkoord. Furia vraagt de Vlaamse Regering met klem om deze investering te koppelen aan betere arbeidsvoorwaarden voor de poetshulpen. Huishoudhulpen vormen, op basis van hun inkomen en sociale achtergrond, een kwetsbare groep. Als de overheid de intentie uitspreekt om hen via dienstencheques naar goede banen te leiden, moet ze dat ook waarmaken. Momenteel voeren huishoudhulpen fysiek zwaar en maatschappelijk erg belangrijk werk uit - vaak veel meer dan pure huishoudhulp -, moeten ze zich alsmaar meer flexibel opstellen, maar er is geen sociale lift te bekennen.
Op 16 februari 1966, meer dan een halve eeuw geleden, legden de vrouwen in wapenfabriek FN Herstal het werk neer voor beter loon. Deze historische staking, die op heel wat solidariteit van binnen én buiten het bedrijf mocht rekenen, zou twaalf weken duren. Stel: driekwart miljoen (743.286) Vlaamse dienstenchequegebruikers en 1216 ondernemingen blijven 3 maanden verstoken van het werk dat deze 120.000 vrouwen leveren. Zou hun aandeel in het schragen van de samenleving dan hoger blijken dan een waardering met een luttele 12 euro per uur?